Er is een rapport verschenen over de vrijheid van onderwijs. Wat dat precies is staat in artikel 23 van de grondwet. Nederland is uniek in de wereld met zijn in de grondwet vastgelegde recht om je eigen school op te richten. Vrijheid blijheid. De spelregels zijn niet zo dat je dat een twee drie voor elkaar hebt, maar het kan. En met volledige subsidie. Die zogenaamde ‘bijzondere’ scholen komen steevast van tijd tot tijd in opspraak. Meestal omdat ze leerlingen iets verbieden of juist opleggen waar de rest van Nederland met zijn gezond verstand niet bij kan. En dan verschijnt er na een paar incidenten een kritisch rapport.
Gert-Jan Segers van de ChristenUnie was er als de kippen bij om te verklaren dat het een prima rapport was. Het was goed dat het bijzonder onderwijs er was. Het is maar wat je lezen wilt. Als je niks wilt veranderen moet je een rapport laten schrijven denk ik wel eens.
Ooit zat ik zelf op het bijzonde onderwijs. Ik heb er geen slechte herinnering aan. Na schooltijd gooiden we stenen naar leerlingen van de openbare school twee straten verderop. Ook naar die van de katholieke basisschool overigens. Niet dat we precies wisten wat dat was, maar het was anders dus verkeerd.
De christelijke mulo die daarop volgde was een prima oefening in puber zijn. Ze waren streng in de leer; een mooi voorbeeld van ‘onvrijheid in onderwijs’. Het gaf mij de gelegenheid mij ernstig te verzetten, iets waar ik in die jaren erg behoefte aan had.
De afgelopen vijfentwintig jaar zag ik talloos veel lessen. Heel goede, heel slechte en alles er tussenin. In het openbaar onderwijs én in het bijzonder onderwijs. Ik zag jongens en meisjes streng gescheiden zitten, ik zag lessen waarin meisjes stelselmatig geen enkele vraag kregen en lessen waar helemaal niemand een vraag kreeg. Lessen waar de docent de waarheid over leerlingen uitsmeerde als teer over asfalt,
We hebben geen behoefte aan bijzonder of openbaar onderwijs. We hebben behoefte aan goed van onderwijs. Onderwijs dat in dienst staat van het leren en ontwikkelen van jonge mensen in plaats van hen op te sluiten in welke in beton gegoten opvatting dan ook.
Op zo’n echt goede school heb ik ook nog even gezeten. En ik was er rebelser dan ooit, waar overigens op buitengewoon intelligente wijze mee werd omgegaan. Zo leerde ik toch nog wat tussen het dwarsliggen door.
Laten we scholen afrekenen op hun kwaliteit van onderwijs. Als we dat écht deden, was dat rapport waarschijnlijk helemaal niet nodig geweest.
Eén reactie op “Vrijheid van onderwijs”
Van wie is de school?
Art. 23 van de Grondwet geeft, zoals je zegt, aan ouders de vrijheid om een school op te richten voor hun kinderen die dan door de overheid bekostigt wordt.
Tegenwoordig zie je nog zelden dat de vrijheid van onderwijs op die manier wordt gebruikt, met uitzondering van enkele oudergroepen die hún variant van een exotisch geloof in een school voor hun kinderen terug willen zien.
Wat ik wel zie is dat de keuze voor een bijzonder onderwijsconcept een middel is waarmee scholen zich van elkaar willen onderscheiden. De keuze voor zo’n concept ligt echter steeds vaker bij de teams van docenten en hun leidinggevenden . “Onze school gaat een Daltonschool worden” hoor je dan, of ” We gaan domeinleren invoeren”. Ouders en kinderen kunnen vervolgens kiezen uit een bepaalde vorm van onderwijs voor hun kinderen.
Zo gaat de vrijheid van onderwijs over van ouders naar onderwijsprofessionals. Daar is niets mis mee, maar daar hebben we art. 23 niet voor nodig. Daarvoor hebben we de Inspectie van het Onderwijs.